Inhoudsopgave
De volwassen vlinder zelf neemt geen vaste voeding meer op en draagt dus alleen passief, door de snelle voortplanting, bij aan het schadebeeld van een koolwitjesplaag. Na de paring legt de volwassen koolwitje in mei-juni meerdere honderden eieren in kleine groepjes op de onderkanten van de bladeren van de waardplant. Dit is de eerste van meerdere generaties per jaar, waardoor de populatie gedurende het jaar explosief kan toenemen!
Uit de honderden eieren komen na ongeveer 14 dagen de ontelbare kleine rupsen, die gulzig het groen van hun waardplant verorberen. De plagen beginnen letterlijk klein, namelijk met minder dan een centimeter lichaamslengte. Bij het opgroeien tot de flinke, tot wel 5 centimeter lange rupsen (grote koolwitje), verorberen ze steeds grotere hoeveelheden voedsel en groeit de schade aan de waardplanten exponentieel.
Als de rupsen zich na ongeveer drie tot vier weken terugtrekken voor de verpopping, blijft er vaak niet veel meer over van de waardplanten. Zonder hun bladeren zijn de planten niet in staat hun stofwisseling op peil te houden en sterven ze in het ergste geval af. Na ongeveer 3 weken komt uit de pop een nieuwe koolwitje vlinder, die zich weer paart en de plaag snel verder uitbreidt. Zo zijn per jaar tot wel 6 generaties van de plagen mogelijk, die over gewassen en sierplanten in de tuin kunnen woekeren.
Het kleine koolwitje brengt felgroene, tot 3,5 cm iets kleinere rupsen voort.
De nakomelingen van het grote koolwitje zijn groen-zwart gemarkeerd. Ze bereiken bovendien een aanzienlijke lengte van bijna 5 centimeter voordat ze zich verpoppen.