Inhoudsopgave
Een besmetting met meikevers is vaak te herkennen aan het zwermen in de schemering van milde voorjaarsavonden, wanneer de eerste groene scheuten uitnodigen tot eten. Dan verlaten de dieren na meerdere jaren in het donker voor het eerst de bodem en zwermen als volwassen kevers uit om te paren.
De meikever-engerling beweegt zich zijdelings kruipend of kronkelend voort en bereikt een indrukwekkende grootte van 5-7 centimeter. De larve vermijdt humusrijke bodem of compost.
Deze schadelijke kever lijkt sprekend op de meikever, zij het een aanzienlijk kleinere versie van zijn robuuste verwant. Ook zijn kleur is met lichte leder- en lichtbruine tinten minder opvallend dan die van de meikever.
De eveneens 3 centimeter grote junikever-engerling beweegt zich buikschuivend voort. Ook deze larve wordt zelden in compost aangetroffen en geeft de voorkeur aan gras, nuttige planten of sierplanten.
De nuttige gouden tor (cetoniinae) heeft groen-metallisch glanzende vleugels en onderscheidt zich van de meikevers ook door het ontbreken van een 'vacht'.
De engerlingen van de cetoniinae lijken sterk op die van de mei- en junikever, maar worden op een andere plek gevonden dan schadelijke engerlingen: Terwijl de larven van de schadelijke kevers onder de graszoden of aan actieve plantenwortels vreten, bevinden de larven van de cetoniinae zich in compost, humus en mulch. De larven van rozenkevers en neushoornkevers voeden zich in tegenstelling tot schadelijke kevers alleen met dode plantendelen. Ze richten dus geen schade aan planten of gras aan, maar dragen actief bij aan de humusvorming en een gezond ecosysteem.